Skip to content
Vrienden, kennissen en een enkele bewonderaar

Het is achteraf, bij de huidige faam van Rietveld, moeilijk voor te stellen dat hij tot op hoge leeftijd moest sappelen om rond te komen. Sappelen klinkt misschien wat denigrerend voor een architect die elk decennium wel een hoogtepunt op zijn naam zette:

– in 1918 de rood- blauwe stoel;
– in 1924 het Schröderhuis;
– in 1931 de rij woningen aan de Erasmuslaan;
– in 1941 het zomerhuis Verrijn Stuart;
– in 1954 het Sonsbeekpaviljoen;
– en in 1963 de Academies in Arnhem en Amsterdam.

Veel van die ontwerpen werden niet alleen in Nederland gewaardeerd, maar kregen internationale lof. De rood-blauwe stoel en het Schröderhuis hebben zelfs een iconische status bereikt. Toch leidde dat niet tot een gevulde orderportefeuille en een goed lopend architectenbureau. In 1925, na de voltooiing van het Schröderhuis, hing Rietveld zijn schaaf en beitel aan de wilgen en vestigde zich als architect in het atelier op de begane grond. Hoopvol? Dat moet haast wel. Maar, drie huizen, vijf winkelverbouwingen en wat interieuropdrachten in vijf jaar tijd is bepaald geen gezond businessmodel. Toch was Rietveld niet van plan op te geven.

Truus Schröder hielp Rietveld door in 1930 een stuk grond aan de overkant van het Schröderhuis te kopen en verkocht de grond aan Bredero’s Bouwbedrijf op voorwaarde dat Rietveld de architect zou worden. Rietveld maakte een ontwerp voor vier middenklasse woningen, Erasmuslaan 5-11, die in 1931 werden opgeleverd. De pers besprak het project lovend. Na dit project begon Rietvelds carrière als architect van de grond te komen.

Aanvankelijk liep het voorspoedig. Binnen een half jaar vroeg Rietveld een bouwvergunning aan voor een villa in Wassenaar, verdeeld in twee appartementen, voor Maria Lommen. Een kleine twee maanden later volgde een ‘tijdelijke woning’ voor J.A. van der Veen in Maarssen. Het eerste huis is in 1944 door een V2 verwoest, het tweede is nooit gebouwd. Hoe Maria Lommen bij Rietveld terecht kwam, weten we niet. Mogelijk kende juffrouw Van der Veen Rietveld via de arts Hartog, die in Maarssen woonde en zijn spreekkamer had laten inrichten door Rietveld. In 1923 correspondeert zij met Rietveld over meubels voor het verpleegstersrusthuis in Maarssen.

Twee jaar later gaf H. van der Vuurst de Vrieshem een opdracht voor een garage met chauffeurswoning in de achtertuin van zijn grote huis aan de Julianalaan. Rietveld hechtte veel waarde aan het ontwerp en liet het op diverse tentoonstellingen zien als een ‘Proeve voor Industrialiseering der bouw’. Zijn opdrachtgever was minder onder de indruk en had er geen enkel probleem mee het ontwerp ernstig te verminken om het gebouwtje dat aan alle kanten lekte min of meer waterdicht te maken.

Een jaar later begon Rietveld aan een woning met kunsthandel in Blaricum voor de schilder Kees van Urk.Het bouwproces stagneerde omdat de welstandscommissie dwarslag. Dankzij de architect W.M. Dudok, die bij de tweede aanvraag als buitengewoon lid aan de commissie was toegevoegd, werd het ontwerp tenslotte goedgekeurd en het huis in 1931 opgeleverd. Ook in 1929 had hij een opdracht gekregen van de Wiener Werkbund voor eenrijtje van vier volkswoningen in de Mustersiedlung in Wenen dat pas in 1932 gereed kwam.Dan is er nog sprake van een huis voor een mevrouw in Bergen, die volgens Rietveld met allerlei wensen aankwam die hij ‘…op ’t moment niet [kon] verdragen’. Hij heeft de opdracht waarschijnlijk teruggegeven.

Drie huizen, vijf winkelverbouwingen en wat interieur opdrachten in vijf jaar tijd is bepaald geen gezond businessmodel. Toch wasRietveld niet van plan op te geven. In 1927schreef hij aan Oud dat hij geen meubels wilde leveren voor de woningen die Oud in de Weissenhofsiedlung had gebouwd omdat hij bang was dat men hem op interieurs en meubelen zou vastpinnen. Truus Schröder hielp Rietveld uit deze impasse door in 1930een stuk grond aan de overkant van het Schröderhuis te kopen en samen met hem een ontwerp te maken voor een blok van vier en een blok van drie woningen.

Het idee om zelf te bouwen bleek te hoog gegrepen. Truus Schröder verkocht de grond aan Bredero’s Bouwbedrijf op voorwaarde dat Rietveld de architect zou worden. Zo geschiedde. Rietveld maakte een ander ontwerp voor viermiddenklasse woningen, Erasmuslaan 5-11, die in 1931 werden opgeleverd. Het contrast met het Schröderhuis aan de overkant van de weg was groot. Geen kleurrijke compositie van drie verschillende asymmetrische gevels, maar een witgepleisterd rechthoekig blok met horizontale stroken glas, gevat in dunne stalen kozijnen.De maatvoering was gebaseerd op een stramien van één meter. Met de kleine,praktisch ingerichte keuken en het grote terras op de tweede verdieping voldeden dehuizen helemaal aan het functionele en esthetische programma van de modernistische stroming in de architectuur. De pers besprak het project lovend. Zes jaar eerder was er ook waardering voor het Schröderhuis geweest, maar daar werd vooral de durf en het experiment geprezen. De Erasmuslaan werd uitgeroepen tot hét voorbeeld van Het Nieuwe Bouwen of de Nieuwe Zakelijkheid in Nederland.

Na dit project begon Rietvelds carrière als architect van de grond te komen.Hij werkte tegelijkertijd aan een villa voor de heer Klep,een rij van vier woningen in de Schumannstraat in Utrecht, een muziekschool met twee woningen in Zeist en het tweede blok woningen aan de Erasmuslaan. Wrang was wel dat Rietveld geen opdrachten kreeg voor volkswoningbouwprojecten waar zijn aandacht en interesse het meest naar uitging.Hij bleef voor opdrachten grotendeels afhankelijk van een kleine groep vrienden en kennissen die hem via Truus Schröder of uit het Utrechtse culturele leven kende. Het leverde wel een aantal juweeltjes op, prachtige villa’s in de stijl van Het Nieuwe Bouwen.De plattegrond van deze huizen heeft vrijwel altijd een rechthoekige basis, bijna kubus, waaraan een halfronde vorm is toegevoegd. Vaak is dat een serre of eenterras. Het zijn in Rietvelds oeuvre relatief grote huizen met twee verdiepingen, meestal met een plat dak dat soms als terras is ingericht. De gevels zijn wit gepleisterd, de grote raampartijen gevat in stalen kozijnen, zoals we al bij de Erasmuslaan zagen. Ook het 1 meterstramien komt in deze ontwerpen terug.

Je zou verwachten dat Rietvelds opdrachtgevers hem vanwege deze stijlkenmerken uitkozen, maar de werkelijkheid was vaak prozaïscher. De familie Smedes, voor wie Rietveld één huis in 1936 en één in 1956 bouwde, was familie, de vrouw van Rietveld was een halfzus van J.J.A.Smedes. Dat neemt niet weg dat de familie apetrots was op hun Rietveldhuis, zoals blijkt uit een interview dat mevrouw Smedes in1953 gaf aan het blad De Vrouw en haar Huis. En natuurlijk ook uit het feit dat zij 20 jaar later Rietveld opnieuw vroegen een huis voor hen en het gezin van hun dochter te ontwerpen in Bennekom.

Rietveld was ook niet altijd de eerste keus. Bekend is de anekdote dat Rietveld bij een bijeenkomst van het antifascistische comité Hulp aan Spanje Wil Brandt Corstius ontmoette. Zij vertelde hem dat ze niet zo gelukkig waren met het ontwerp voor een zomerhuisje dat Arthur Staal had gemaakt. Daarop bood Rietveld aan er eens naar te kijken–niet zo collegiaal–en tekende een nieuw huisje tot grote tevredenheid van het echtpaar Brandt Corstius. Ook Huug van Dantzig had in eerste instantie zijn oog op een andere architect laten vallen, namelijk op Alexander Bodon. Zijn schoonzuster Dora Mees wist hem ervan te overtuigen met Rietveld in zee te gaan. Althans dit is wat eind jaren ‘80 aan Henny Rodijk werd verteld.

Een kwart eeuw later, in het boek van Arjan Bronkhorst, staat dat de Van Dantzigs direct aan Rietveld dachten, omdat Marianne Van Dantzig-Mees met zoveel plezier in haar ouderlijk huis in Den Haag (ontworpen door Rietveld) had gewoond. Het zou mij niet verbazen wanneer de toegenomen faam van Rietveld de herinnering heeft gekleurd. Rietveld was tijdens zijn leven beslist geen wereldberoemde architect. Ook al hadden de rood-blauwe stoel en het Schröderhuis zijn naam gevestigd in de internationale avant-garde, het betekende niet dat hij een voor de hand liggende keuze was wanneer mensen opzoek waren naar een architect om voor hen een modern, degelijk en comfortabel huis te bouwen. Waarom sommigen toch bij hem terecht kwamen is vaak niet duidelijk, maar wel een heel interessant onderwerp voor verder onderzoek.