Skip to content
De eerste opdrachten

Jaren geleden sprak ik eens met een bevriende ontwerper over de relatie tussen talent en succes. Talent is maar voor 20% verantwoordelijk voor iemands succes was zijn stellige overtuiging. Of dat percentage precies klopt, zou ik niet weten, maar dat een kunstenaar, ontwerper of architect meernodig heeft dan zijn aangeboren, creatieve gave is zonneklaar. Zeker bij architecten en ontwerpers is de opdrachtgever cruciaal. Het daadwerkelijk uitvoeren van je ideeën is de enige manier om te zien of ze iets waard zijn en, nog belangrijker, je zelf verder te kunnen ontwikkelen.

Niet voor niets greep Rietveld elke kans aan om te bouwen, vaak tegen een laag honorarium, een krap budget en soms met een onmogelijk programma van eisen. Daarover zijn sappige anekdotes en interessante verhalen te vertellen. Toch hielpen al die opdrachten hem verder.

In deze en de volgende nieuwsbrieven staan de opdrachtgevers van Rietveld centraal. Wat voor mensen waren het, hoe kwamen ze bij hem terecht, wat wilden ze van hem en hoe heeft Rietveld telkens weer kans gezien niet alleen aan hun wensen te voldoen, maar ook zijn eigen weg te volgen. We beginnen bij het begin, de periode voor hij lid werd van De Stijl.

Deel I

De eerste opdrachten

Van de vier zonen die Johannes Cornelis Rietveld en Elizabeth van der Horst kregen was Gerrit de aangewezen persoon om de meubelwerkplaats van zijn vader over te nemen. Zijn broers hadden een zwakke gezondheid en bovendien had Gerrit ongetwijfeld het meeste talent. Zijn vader gaf hem daarin de ruimte en liet hem het ontwerp maken voor het neogotische meubilair voor het poortgebouw van Slot Zuylen en liet hem de voorstellingen schilderen van de bovendeurstukken in de vergaderkamer van de Utrechtse Hypotheekbank. Rietveld was toen een jaar of 18 en wist waarschijnlijk nog helemaal niet of hij in de voetsporen van zijn vader wilde treden. Bij de edelsmid C.J.A. Begeer werkte hij een tijdje als ontwerper en modelleur en vervaardigde kleine siervoorwerpen. In zijn vrije tijd schilderde hij. Aan de ledententoonstelling van ‘Kunstliefde’ in 1912 deed hij mee met vier schilderijen. Echte opdrachtgevers had hij toen niet, hij werkte voor zijn bazen.

Rond 1913 moet hij hebben besloten het meubelmakersvak weer op te pakken. Hij verhuisde met zijn gezin naar de Ooftstraat 23, een huis met een werkplaats op de begane grond, eigendom van zijn vader en vlak om de hoek van diens werkplaats. Later vertelde hij dat de ontwerper Jan Eisenlöffel en de kunstenaar Erich Wichman, beiden ook werkzaam voor Cornelis Begeer, hem hadden doen inzien dat ook in zijn vak mogelijkheden voor vernieuwing waren. Waarom Rietveld dit niet in de werkplaats van zijn vader deed, laat zich raden. De oude Rietveld moest niets van al het nieuwe hebben en tussen vader en zoon kwam het herhaaldelijk tot conflicten. Hoewel de meeste mensen zich Rietveld herinneren als een vriendelijke en zachtmoedige man liepen de meningsverschillen met zijn vader vaak zo hoog op dat Rietveld er in 1917 de voorkeur aan gaf voor zichzelf te beginnen in de Adriaan van Ostadelaan. In hoeverre de werkplaats in de Ooftstraat een dépendance van zijn vaders bedrijf was, is niet bekend.

Ingenieur H.G. J. Schelling en J. Verloop

Twee opdrachten in deze vroege periode springen eruit: het trouwmeubilair voor ingenieur Schelling en de meubelen voor het zomerhuis van J.N. Verloop. Volgens Rietveld stapte Verloop op een dag de werkplaats binnen met een boek vol foto’s van huizen geïnspireerd op het werk van Frank Lloyd Wright en afbeeldingen van zijn meubels onder zijn arm. Verloop wou voor zijn zomerhuis in Huis ter Heide dit soort meubels laten maken. Rietveld heeft het gedaan, een beetje anders zoals hij zelf zei. Hoe ‘anders’ weten we niet. Alles is verloren gegaan, behalve een tekening van een buffet, dat inderdaad grote overeenkomsten vertoond met de meubelen van Wright. Hoe Verloop bij Rietveld terecht kwam weten we niet. Maar de kring van mensen in en rondom Utrecht die in het moderne waren geïnteresseerd was niet zo groot. Men kende elkaar van het werk, de Universiteit en de Spoorwegen waren belangrijke werkgevers, en ontmoette elkaar in het theater, bij concerten en bij de twee beeldende kunstkringen die Utrecht rijk was en waarvan ook Rietveld lid was. Rietveld moet al enige naam gehad hebben in die kringen door de meubelontwerpen die hij voor Piet Klaarhamer en Sybold van Ravesteijn had uitgevoerd. Belangrijker dan Verloops meubels was de ontmoeting die eruit voortkwam. Van ’t Hoff, de architect van het zomerhuis, was benieuwd naar de meubelmaker die het meubilair had geleverd en ging bij hem op bezoek Rietveld was zeer onder de indruk van de jonge flamboyante architect, en van ’t Hoff niet minder van de ontwerpen die Rietveld hem liet zien. Hij vond dat Rietveld zich bij hun beweging aan moest sluiten. Hun beweging was het groepje kunstenaars rond Theo van Doesburg en het door hem opgerichte tijdschrift De Stijl. Rietveld volgde zijn advies op en de rest is geschiedenis.

Daarover een andere keer meer.

In het befaamde interview dat Rietveld in 1958 aan Bibeb gaf zegt hij daarover: ‘… Ik had een ontzettend minderwaardigheidscomplex. Ik liet jaren m’n werk niet zien, omdat ik dacht dat ik gek was. Ik verstopte ‘t, ik was er bang voor. Ik was er echt niet trots op. Ik maakte het alleen omdat ik het niet kon laten.’ Ik heb me wel eens afgevraagd of Bibeb dit hele citaat niet uit haar duim heeft gezogen. Het was bepaald niet zo dat Rietveld tot zijn ontdekking door Van ’t Hoff alleen maar hoon en spot ondervond in zijn omgeving. De mensen die hij bewonderde en die hij kende, zoals Klaarhamer, Eisenlöffel en Wichmann, zochten hartstochtelijk naar nieuwe wegen in de beeldende kunst, architectuur en vormgeving. Ook Carel Begeer heeft zich actief ingezet voor vernieuwingen in de toegepaste kunst en zorgde dat Rietveld werk kreeg. Een heel belangrijk contact in zijn eerste jaren als zelfstandig meubelmaker was ingenieur H.G.J. Schelling, werkzaam bij de Nederlandse Spoorwegen. Schelling en Rietveld werden vrienden. Rietveld ontwierp niet alleen zijn trouwmeubilair, maar ook de wieg, de commode, de box en de kinderstoel voor het eerste kind en later nog een klein stoeltje, een tafeltje en een wastafeltje voor de peuter. Het trouwmeubilair was duidelijk een gemeenschappelijk project waarin het aandeel van Schelling door Rietveld later nog gememoreerd wordt. Ook bij de wieg die Rietveld in 1918 voor het eerste kind ontwierp is de samenwerking evident. Schelling was een groot bewonderaar van de Indiase wijsgeer Tagore, en heeft ongetwijfeld de inscriptie uitgekozen die de rand van de bak siert. De vorm van de wieg en ook die van de commode sluiten helemaal aan bij wat op dat moment modern was: de eenvoudige vormen, eerlijk materiaal gebruik zoals Berlage had voorgeschreven. De revolutionaire weg die Rietveld kort daarop insloeg werd voor het eerst zichtbaar in de kinderstoel, ook voor Schelling ontworpen, én het eerste ontwerp van Rietveld dat in De Stijl werd gepubliceerd. Hij schrijft zelf in de toelichting dat hij hier de duvelverbinding heeft gebruikt om het ontwerp ruimtelijker te kunnen maken. Schelling was kennelijk onder de indruk van Rietvelds werk anders had hij later niet gevraagd nog meer meubilair voor zijn dochter te maken. Hun vriendschap verwaterde toen Rietveld een verhouding met Truus Schröder kreeg. Schelling keurde dat af. Het zal Rietveld misschien pijn hebben gedaan, maar als klankbord en intellectuele gids had hij Schelling niet meer nodig.

Volgende keer: II Opdrachtgevers uit kringen rond De Stijl.

Interessante boeken en databestanden over Rietveld

www.centraalmuseum.nu/nl/ontdek/collectie

N. Dubois (red.) Rietveld Schröderhuis, Utrecht 2017

J. Van Geel, I love you Rietveld, Amsterdam 2018

M. Küper en I. van Zijl, Gerrit Th. Rietveld 1888 – 1964. Het volledige werk, Utrecht 1992

I. van Zijl, Gerrit Rietveld, 1888 – 1964, London 2010