Gerrit Rietveld is misschien wel Nederlands bekendste architect. Zijn Schröderhuis uit 1924 in Utrecht is inmiddels wereldberoemd en prijkt op de lijst van UNESCO. Maar over zijn bijna 100 andere huizen is maar weinig bekend. Fotograaf Arjan Bronkhorst, die met zijn succesvolle boek Grachtenhuizen zijn vakmanschap als fotograaf liet zien, ging op zoek naar onbekende Rietveldhuizen. Voor zijn boek Weelde van de eenvoud/Wealth of sobriety documenteerde hij 20 authentieke Rietveldhuizen en maakte portretten van de bewoners in hun interieur.
Gerrit Rietveld werd geboren in 1888 in Utrecht als zoon van een meubelmaker. Nadat Rietveld enige tijd bij zijn vader had gewerkt begon hij in 1917 zijn eigen meubelwerkplaats. Hij werkte ook als grafisch ontwerper. Hij interesseerde zich daarnaast voor architectuur en volgde een opleiding in de avonduren. Door het maken van ontwerpen voor meubelen en interieurs werd Rietveld langzaam maar zeker het architectenvak ingetrokken. Zijn eerste opdracht voor ontwerp van een woonhuis werd tevens zijn meest bekende ontwerp, het huis voor Truus Schröder in 1924 in Utrecht. Rietveld zou daarna nooit meer zo’n uitgesproken en avantgardistisch ontwerp voor een woonhuis maken. Desalniettemin bouwde hij maar liefst nog zo’n 100 huizen, indrukwekkend ontworpen met buitengewone interieurs en stijlvolle meubelen. Slechts enkele van Rietvelds huizen zijn vandaag de dag nog in vrijwel oorspronkelijke staat. Veel van zijn huizen zijn inmiddels gewijzigd door opvolgende eigenaars en hebben de geest van Rietvelds ontwerp in meer of mindere mate verloren.

Wat inspireert mij als fotograaf in Rietveld? De helderheid van zijn ontwerpen en de sobere genialiteit van zijn interieurs. Dat zal ik toelichten. De huizen van Rietveld kenmerken zich door licht en ruimte. Lijnen en vlakken bepalen zijn ontwerpen. Het is dan ook het spel van lijnen en lichtval dat me telkens weer raakt in zijn huizen. Bij het ontwerpen was soberheid een van Rietvelds uitgangspunten. Het principe van soberheid verwerkte hij in zijn vormgeving en kwam voort uit een algemene levensovertuiging: ‘Wij gebruiken op het ogenblik alles wat ons van nut schijnt te zijn en ik geloof dat wij veel te weinig sober zijn’, aldus Rietveld in 1958.[1]
Meer nog dan als architect, zou ik Gerrit Rietveld willen typeren als een kunstenaar. Een ‘ruimtekunstenaar’. Voor Rietveld was bouwen het creëren van ruimte. Daarbij had hij niet alleen oog voor ‘ruimte’, maar ook voor de ‘niet-ruimte’. De niet-ruimte zijn de tastbare materialen, de harde grenzen van een ruimte. Ze beperkten voor hem het ruimtelijk gevoel. Maar hij had ze uiteraard wel nodig anders donderde het huis in elkaar. Zelf zei Rietveld daar over: ‘Architectuur is nooit een afsluiting; altijd een begrenzing van het hier en het daar, het boven en het onder, het tussen en het om.’[2]

Rietvelds huisontwerpen zijn over het algemeen tamelijk compact. Zo kwam hij tegemoet aan het budget van zijn cliënten. In vergelijking met de vrijstaande huizen en villa’s die zijn wereldberoemde tijdgenoten als Mies van der Rohe en Le Corbusier bijvoorbeeld ontwierpen, zijn de huizen van Rietveld ronduit klein te noemen. Uitzonderingen daargelaten. Rietveld begon met een huisontwerp vanuit het interieur en paste vervolgens alle gewenste woonfuncties in op een bescheiden vloeroppervlak. Door zijn huizen en kamers niet volledig af te sluiten behield Rietveld een gevoel van ruimte. Hij begrensde zijn ruimtes met zowel open als gesloten vlakken. Hij gebruikte ook ‘optische vlakken’. Licht was daarbij een belangrijk instrument. Rietveld gebruikte grote glazen panelen, bovenlichten, daklichten, plafondlampen met matglas, open trappen en schuifdeuren om een huis het gewenste ruimtelijke effect te geven. Hij creëerde een vloeiende overgang tussen de binnen- en buitenruimte.
Naast lichtval was ook kleur een belangrijk hulpmiddel voor Rietveld bij het creëren van ruimtes. Rietveld lette veel meer op de mate van lichtreflectie die verschillende kleuren karakteriseren, dan op de gekleurdheid zelf.[3] Lichte kleuren gebruikte hij om iets dichterbij te brengen, donkere kleuren om iets verder weg te doen lijken. In het Schröderhuis geven gekleurde vlakken op de vloer de verschillende gebruiksruimtes aan, ook wanneer de vouwwanden open zijn. Kleuren als begrenzing, als tweedimensionale muren. Door bewegende raamkozijnen een donkerder kleur te geven, leek het witte kozijn van een raampartij met daarin ook vaste ruiten toch overal even breed en ontstond een rustig patroon.

De kleuren die ik ben tegengekomen in de huizen, afgezien van het Schröderhuis, waren lang niet altijd de heldere primaire kleuren van De Stijl (rood, geel, blauw). Of tenminste niet in combinatie met elkaar. Opvallend vaak kwam ik zachte kleuren tegen. Misschien heeft de tand des tijds iets bijgedragen aan de vervaging van de kleuren. Veelal kwam ik beige tegen voor de kasten, soms grijs. Ook een zacht lichtblauw. Meerdere keren zag ik een zacht groene of zacht gele kleur voor deuren. Op ijzeren deuren, vaak in twee helften te openen, kwam ik de kleuren rood en blauw tegen in verschillende gradaties, en de kleur olijfgroen. In één huis, in Blaricum, voorzag Rietveld de houten binnendeuren van een gekleurde verticale baan verf, een eigen kleur voor elk vertrek. Raamkozijnen heb ik gezien in wit, zwart, grijs, beige, blauw, geel en rood. Maar nooit tegelijkertijd op dezelfde raampartij.
Bij het toepassen van ramen in zijn woonhuizen en flatgebouwen waren de lichtrichting en het uitzicht vanuit het raam belangrijke elementen voor Rietveld. Een berucht verhaal gaat dat Rietveld een leeg raamkozijn meenam op verkenningsbezoeken om te zien hoe het uitzicht eruit zou zien vanuit de toekomstige ramen.[4]. Hij gebruikte graag veel glas, dat soms het grootste deel van de gevel besloeg, bijvoorbeeld bij het blok van vier huizen aan de Erasmuslaan in Utrecht (1931), maar ook bij zijn eigen appartement bovenop bioscoop Vreeburg in Utrecht (1936).

De ramen van Rietveld lijken op het eerste gezicht identiek, totdat je beter kijkt. Dan beginnen de details en de verschillen tussen de diverse vlakken op te vallen. Bijvoorbeeld de vlakverdeling van grote onderramen en kleine horizontale bovenramen, en het gebruik van helder glas en structuurglas. Hierdoor is een Rietveldhuis onmiddellijk herkenbaar, maar nooit hetzelfde.
Als we de manier waarop Rietveld zijn ramen ontwierp nader bekijken, zien we een grote variatie in zijn woonhuizenoeuvre van 1924 tot 1964. Een verder onderscheid kan worden gemaakt in de materialen die hij gebruikte. In zijn vroege huizen in de jaren ‘20 gebruikte hij houten kozijnen. In de jaren ‘30 en ‘40 gebruikte hij vooral stalen kozijnen voor zijn vrijstaande villa’s, volgens de modernistische mode van Bauhaus in Duitsland en het Nieuwe Bouwen in Nederland. Vanaf de jaren ‘50, toen hij begon met het bouwen van gelijkvloerse bungalows met grote overstekende daken, gebruikte Rietveld een mix van houten en stalen kozijnen, zowel voor de ramen als voor de deuren.
Vooral de stalen kozijnen die Rietveld in de jaren ‘30 en ‘40 gebruikte zijn van grote schoonheid. Deze zijn zeer strak vormgegeven en goed geproportioneerd. De stalen kozijnen werden geschilderd in aantrekkelijke kleuren zoals lichtblauw, olijfgroen of donkerrood. Maar de meest opvallende stalen kozijnen waren die met een glanzende zilvergrijze afwerking. Zie de eerste foto van dit artikel van huis Hildebrand (Blaricum, 1935) of de foto’s van huis Mees (Den Haag, 1936) hieronder.


Het meest opvallende raamontwerp van Rietveld is ongetwijfeld het hoekraam op de eerste verdieping van het Rietveld Schröderhuis. Om het gevoel van buiten zijn te benadrukken, terwijl je binnen bent, liet hij de hoekkolom van dit raam weg. Op deze manier had Truus Schröder vrij uitzicht op de tuin. Door dit slimme ontwerp van de hoek van de woonkamer, veranderde Rietveld de beperkte ‘niet-ruimte’ in een grenzeloze ruimte. Nadat hij hetzelfde principe had toegepast op de hoekramen van de eerste verdieping en begane grond van huis Lommen (Wassenaar, 1926) zou Rietveld dit unieke raamontwerp nooit meer gebruiken in zijn huizen. Helaas werd huis Lommen in 1944 vernietigd door een V2-raket.[5] Rietveld paste het ruimtelijke principe wel toe op andere aspecten van zijn huizen, zoals terrasoverkappingen.

Regelmatig ontwierp Rietveld een boodschappenraam in de keukengevel zodat de bakker en de melkboer bestellingen direct in de keuken konden plaatsen. Deze ramen liet hij helder rood schilderen zodat ze goed opvielen. Boodschappenramen zijn overal in Rietvelds huizen te vinden, van het Rietveld Schröderhuis in 1924 tot huis Kronenberg in 1963. Sommige van zijn huizen hebben een boodschappenraam zonder opvallende kleur, zoals zomerhuis Brandt Corstius (Petten, 1939) en huis Székely (Bloemendaal, 1934). Het boodschappenraam van het Rietveld Schröderhuis was ook gewoon zwart, maar had een aparte roodgekleurde wegwijzer met de tekst ‘boodschappen’ die duidelijk aangaf waar de melkboer zijn waren kon achterlaten. Andere huizen zoals huis Slegers (Velp, 1955) hebben wel een rood geschilderd keukenraam terwijl de keuken niet aan de wegzijde ligt en het raam daardoor een beperkte functie heeft.


Rietveld ontwierp grote ramen voor zijn huizen, maar zelden besloegen ze in zijn vooroorlogse ontwerpen de hele gevel van grond tot plafond. Toen hij na de oorlog bungalows begon te ontwerpen gebruikte hij grotere vensters, die soms complete muren of gangen bedekten. Overal in zijn werk gebruikte hij glazen deuren om toegang te geven tot terrassen of balkons. Voor huis Van den Doel in Ilpendam (1959) ontwierp hij een speciale glazen terrasdeur die met behulp van rails volledig uit het kozijn kon schuiven. Volledig geopend staat de deur parallel aan de buitenmuur. Door de deur op deze manier te ontwerpen, liep de binnenvloer naadloos door op de terrasvloer buiten, waardoor de buitenruimte naar de binnenruimte werd getrokken en vice versa. Rietveld was niet de enige architect die experimenteerde met deze constructie. In 1932 bijvoorbeeld ontwierpen architecten Ben Merkelbach en Charles Karsten voor zomerhuis Dijkstra in Groet twee grote glazen terrasdeuren met meerdere panelen die volledig uit hun kozijnen konden schuiven en zo de twee gevels in de zuidhoek volledig openden.[6]


Vanaf de jaren ‘50 ontwierp Rietveld voornamelijk bungalows, bestaande uit verschillende delen met soms een aparte slaapvleugel. In veel van deze huizen met één verdieping ontwierp hij een dak met meerdere niveaus zodat een horizontale strip met dakramen ontstond. Deze hoog geplaatste ramen brachten niet alleen extra licht in het interieur maar versterkten ook het ruimtelijke gevoel. En als bonus zag de buitenkant er veel aantrekkelijker uit. Dit type dakontwerp is prominent aanwezig bij huis Van Daalen in Bergeijk (1960).

Rietveld ontwierp ook veel daklichten, voor verlichting van het interieur door daglicht en soms ook door kunstlicht. Incidenteel ontwierp Rietveld een glazen huisje dat op het dak stond en als daklicht fungeerde, maar tegelijk ook toegang tot het dak bood. Dergelijke driedimensionale daklichten realiseerde hij bijvoorbeeld op het Rietveld Schröderhuis en bovenop huis Mees (Den Haag, 1936).


Rietvelds huizen in authentieke staat zijn vandaag de dag nog steeds uniek. Hij had een sterke visie op functionaliteit en esthetiek, waarnaar de constructie zich moest schikken. Gedurende zijn carrière bleef Rietveld de kunstenaar en ambachtsman die hij sinds het begin was. Zijn huizen kun je typeren als ruimtelijke kunstwerken, net als zijn meubelen. Rietvelds ramen zijn een bepalend element voor het gevoel van ruimte in zijn huizen.
Noten
[1] G. Rietveld, ‘Tweede min of meer herhaalde lezing tijdens de architectuurtentoonstelling in het Centraal Museum te Utrecht’, in: F. Bless, 1982, p. 227.
[2] G. Rietveld, ‘Tweede min of meer herhaalde lezing tijdens de architectuurtentoonstelling in het Centraal Museum te Utrecht’, in: F. Bless, p. 226.
[3] G. Rietveld, ‘Lezing voor de kleurendag – 17 november 1962, Amsterdam’, in: F. Bless, 1982, p. 241, 244.
[4] Volgens Mien Ruys, in: Rodijk, G.H., ‘De huizen van Rietveld’, 1991, p. 12.
[5] Rodijk, G.H., ‘De huizen van Rietveld’, 1991, p. 18.
[6] Krabbe, C.P., D. Broekhuizen and N. Smit, ‘Huizen in Nederland’ (2018), pp. 384-387.
Dit artikel is een vertaling van het Engelstalige artikel dat fotograaf Arjan Bronkhorst publiceerde op de website van het Japanse WINDOW RESEARCH INSTITUTE: ‘Gerrit Rietveld – A sense of space‘.
Alle foto’s zijn beschermd door auteursrechten © Arjan Bronkhorst.
Gerrit Rietveld – Weelde van de Eenvoud / Wealth of Sobriety
Arjan Bronkhorst, Ida van Zijl, Willemijn Zwikstra, Marc van den Eerenbeemt
Lectura Cultura
ISBN 978 90 8213 54 66
Hardcover, 24,5×31 cm, 528 pagina’s, 388 foto’s, Ned./Engels