Skip to content
Rietvelds tentoonstellingspaviljoens

Dit artikel is een verkorte tekst van de lezing die Ida van Zijl gaf in Rietveldpaviljoen de Zonnehof te Amersfoort op 11 juni 2023 in het kader van de tentoonstelling ‘Rietveld Raakt’. 

De Zonnehof is een van de vier tentoonstellingsgebouwen die Rietveld in het laatste decennium van zijn leven heeft ontworpen, in chronologische volgorde zijn dat het Biënnalepaviljoen Venetië in 1953, het Sonsbeekpaviljoen in 1955, De Zonnehof Amersfoort in 1958-1959 en het Van Gogh Museum in Amsterdam 1963-1973. Stuk voor stuk zijn het belangrijke internationaal bekende ontwerpen in zijn oeuvre.

Misschien wel het belangrijkste onderdeel in het programma van eisen voor een tentoonstellings- of museumzaal is de lichtinval. Daarnaast moet er voldoende wandruimte zijn om dingen aan te hangen en is het klimaat – luchtvochtigheid, temperatuur etc. –  een element waar rekening mee moet worden gehouden, al speelt dat in een tijdelijke tentoonstellingsruimte wat minder.

Biënnalepaviljoen Venetië, foto uit De Architect 2019

Het eerste gebouw is het Biënnalepaviljoen in Venetië in 1953.  Rietveld kreeg de opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Sinds enkele jaren was Rietvelds ster aan het rijzen. Dat was vooral te danken aan de grote Stijltentoonstelling die in 1951 in het Stedelijk Museum werd gehouden en het jaar daarop te zien was op de Biënnale in Venetië en in het MoMa in New York. Willem Sandberg, directeur van het Stedelijk Museum en groot bewonderaar van Rietveld heeft er ongetwijfeld voor gezorgd dat Rietveld  belangrijke rol kon spelen in dit project. Rietveld was verantwoordelijk voor de inrichting en had een belangrijke stem in de selectie. Ook de opdracht voor de bouw van het paviljoen in Venetië zal op voorspraak van Sandberg zijn geweest.

In Venetië had Rietveld te maken met een gebouw dat langere tijd van het jaar leeg stond en daardoor kwetsbaar was. Hij ontwierp een relatief gesloten gebouw met daglicht dat van boven toetreedt.

Biënnalepaviljoen Venetië plattegrond, RSA/Centraal Museum

Op de plattegrond kunt u zien dat 3 bouwvolumes, een L vorm en 2 rechthoeken in een vierkant van 16 bij 16 meter zijn opgenomen. Een lager middengedeelte verbindt de drie volumes en het licht valt binnen door de ramen boven dit middengedeelte. Met shutters kan de felheid van het licht worden gereguleerd. Het geheel is gebaseerd op een stramien van 1 meter.

Sandberg schreef aan Rietveld, nadat hij in 1954 het paviljoen had bezocht: ‘beste Riet, vanmorgen waren we in je paviljoen: het is volmaakt je hebt de kleine ruimte groot gemaakt, het is de mooiste ruimte die ik ken.’

Sonsbeekpaviljoen, foto Hanneke Schröder, RSA/Centraal Museum

Geen wonder dat de Stichting Sonsbeek Rietveld 2 jaar later vroeg een tijdelijk paviljoen te ontwerpen voor de beeldententoonstelling in het Park Sonsbeek. Relatief was dit een eenvoudige opdracht. Het tijdelijke karakter stelde niet veel eisen aan de constructie en publieksvoorzieningen waren niet nodig.

Maquette Sonsbeekpaviljoen, collectie Centraal Museum

Dankzij zijn fabelachtige gevoel voor ruimtelijke verhoudingen was hij in staat op terugweg in de trein van Arnhem naar Utrecht met een schaartje uit de kartonnen achterkant van een schrijfblokje de eerste maquette te maken. Hij schreef over het paviljoen dat: ‘de beelden alleen beschut zijn tegen regen, wind en te veel directe zon. De vloer is beton, de wanden zijn van sintelbetonblokken. Een open ruimte tussen hoge bomen wordt begrensd door wanden verschillende daken ( houten balkje met rietplaten). Er is een hoger meer afgesloten gedeelte en er zijn langere galerijtjes, die aan een zijde een wand hebben en aan de andere kant glasschotten, hier en daar tegen het inregenen.’

De centrale ruimte van dit paviljoen is 12 x 12 meter. De galerijen steken als molenwieken uit en vormen verschillende half omsloten en in elkaar overlopende ruimten.

De bewondering voor het paviljoen was zo groot dat al 5 jaar later het idee ontstond het paviljoen op een andere locatie te herbouwen. Uiteindelijk is dit in 1965 op initiatief van enkele architecten gerealiseerd in het park van het Kröller-Müller Museum. Rietveld had de plek nog zelf uitgezocht voor hij in 1964 overleed. Nog steeds geldt het al een van de hoogtepunten van zijn oeuvre.

De Zonnehof, foto RSA/Centraal Museum

Het ligt voor de hand dat B& W van Amersfoort na aanleiding van deze twee succesvolle projecten Rietveld koos als architect voor een nieuw te bouwen expositiepaviljoen. De contacten tussen Rietveld en Amersfoort dateren echter al van voor die tijd. Hij was betrokken bij de tentoonstelling Schoonheid in Huis en Hof in 1950 als lid van organisatiecommissie, lid van de jury die de inzendingen beoordeelde en verantwoordelijk voor de inrichting. Vergelijkbaar met de positie die hij twee jaar later bij de Stijltentoonstelling in Amsterdam zou innemen.

De Amersfoortse stoel, Centraal Museum

Op de tentoonstelling presenteerde hij ook een nieuwe stoel, om die reden de Amersfoortse stoel wordt genoemd. De tentoonstelling werd gehouden in het Stedelijk Gymnasium Johan van Oldenbarneveld, een gebouw uit 1933 ontworpen door de Amersfoortse architect C.B. van der Tak. Hoewel Rietveld het gebouw uitbundig prees in een artikel over dit project, lijkt me dit meer een vorm van tentoonstellingspromotie dan van oprechte waardering. Burgemeester Molendijk dacht  er in ieder geval heel anders over en sloeg een heel andere toon aan in de brief die hij in 1958 aan de gemeenteraad stuurde. Daarin staat dat ‘Wat het onderbrengen van tentoonstellingen van enig formaat betreft, kan in Amersfoort worden gesproken van een noodtoestand.’ De aanstaande herdenking,  in de zomer van 1959, van het feit dat Amersfoort 700 jaar geleden stadsrechten kreeg met o.a. een grote tentoonstelling maakt het verantwoord ‘thans te besluiten tot de bouw van een permanent tentoonstellingspaviljoen’, aldus Molendijk.

Molendijk had in 1955 contact gezocht met Rietveld voor de bouw van een tentoonstellingspaviljoen in Amersfoort.  Samen bezochten ze Venetië. Molendijk was onder de indruk, maar wilde in tweede instantie toch liever zo iets als Sonsbeek.

De Zonnehof maquette 1ste ontwerp, RSA/Centraal Museum

Rietvelds eerste ontwerp werd door de Welstandscommissie afgekeurd op technische gronden. Men viel onder andere over het verzonken dak met schuine wanden. Waarschijnlijk speelden op de achtergrond het verzet van de gepasseerde stadsarchitect Linssen en het enigszins conservatieve klimaat in Amersfoort mee. Een tweede ontwerp haalde het ook niet. Bovendien waren er ook problemen met de financiering en de locatie.

De Zonnehof , definitief ontwerp, Het Nieuwe Instituut

In 1958 lukte het Molendijk wel de gemeenteraad mee te krijgen. De problemen met de locatie en de financiën waren in de afgelopen twee jaar opgelost. Het programma van eisen was aangepast. Het volume is in dit definitieve ontwerp kleiner, 20 x 20 x 6,5 meter en qua opzet lijkt dit paviljoen meer op het Biënnalepaviljoen in Venetië.

 

Wand met duimpjes, foto Fred Oosterhuys photography

Rietveld kreeg ook nog de opdracht interieuronderdelen voor de Zonnehof te ontwerpen, zoals tafels, vitrines, tl-verlichting, een lessenaar en de beroemde duimpjes, waaraan de kunstwerken gehangen konden worden.

Tijdens de bouw doemden nog de nodige problemen op. De aannemer, die de aanbesteding had gewonnen omdat hij de goedkoopste was, bleek fouten in zijn berekening te hebben gemaakt, de door Rietveld  gehanteerde maatvoering leidde in de uitvoering tot problemen, die hij echter wist op te lossen en het gebouw viel 37.000 gulden duurder uit dan de beschikbare bouwsom van 130.000. Gelukkig reageerden publiek en deskundigen enthousiast op het gebouw, zodat we uiteindelijk van ‘Eind goed, al goed’ kunnen spreken.

Ontwerptekening belettering Zonnehof, RSA/Centraal Museum

Tot slot nog iets over de naam. Molendijk wilde, zo gaat het verhaal, graag een naam als De Fakkel of De Vlam, zoals dat in socialistische kringen gebruikelijk was. Rietveld was voorstander van De Zonnehof, naar de villa die op het terrein had gestaan. De avond voor de opening tekende hij dit ontwerp en liet het de volgende dag aanbrengen boven de entree.

Tegenwoordig wordt De Zonnehof meestal het Rietveldpaviljoen genoemd. Ik vind dat jammer, al kan ik me voorstellen dat ze in Amersfoort zo trots zijn op dit gebouw en zijn schepper dat ze zijn naam willen eren. Maar het zegt zo weinig. Elke stad waar een door Rietveld ontworpen gebouw staat noemt dit tegenwoordig Rietveldhuis of Rietveldpaviljoen. Het is helemaal niet slecht de historische naam, die nota bene door Rietveld is bedacht, in ere te houden.

Van Goghmuseum exterieur, foto Fridtjof Versnel RSA/Centraal Museum
Van Goghmuseum centrale hal, foto Fridtjof Versnel RSA/Centraal Museum

Zoals gezegd is de ontwerpopgave voor een museum in grote lijnen vergelijkbaar met een tentoonstellingspaviljoen. Als laatste ontwerp wil ik daarom het wereldberoemde Van Goghmuseum noemen. Het is Rietvelds laatste ontwerp. Ook hier gaat hij uit van een centrale hal uit, waar het licht van boven naar binnen valt.  Onder deskundigen bestaat nog altijd geen consensus over de vraag of dit ontwerp wel een echte Rietveld is, omdat hij aan de uitwerking en de realisering door zijn plotselinge dood nauwelijks een bijdrage heeft kunnen leveren. Het zou te ver voeren daar nu op in te gaan. Maar we kunnen wel concluderen dat de Zonnehof het laatste tentoonstellingspaviljoen is waar hij tot in de details zijn stempel op heeft gedrukt.